Creatief met speldenprikken

DouaneVrolijk rijden we naar de Duitse grens. Mijn Zuid-Afrikaanse studiegenoot Mzwayi rijdt. Hij heeft een auto. Ik niet. Het is eind jaren ’80. We studeren allebei theologie. Hij wordt in Nederland opgeleid voor het nieuwe kerkelijke kader in het post-apartheid tijdperk. We zijn onderweg naar een bijeenkomst in Oberhausen om te praten over ‘menselijkheid’ in een systeem dat op dat moment zo ‘ontmenselijkend’ is.

In de buurt van Zevenaar denkt Mzwayi terug aan zijn eerste maanden in Nederland: “Als je hier komt, denk je in het paradijs te zijn beland! In het apartheidsysteem van Zuid-Afrika wordt je met psychische en lichamelijke klappen voortdurend duidelijk gemaakt dat je minderwaardig bent. In Nederland merkte ik niks van discriminatie. Dat was zo’n verademing! Maar in de loop van de tijd veranderde dat ideaalbeeld. Hier krijg je kleine speldenprikjes. Als je bijvoorbeeld in de bus naast iemand gaat zitten, dat ze dan van schrik een eindje opschuiven en hun tas wat steviger vastpakken. Maar veel prikjes bij elkaar doen uiteindelijk net zo zeer. Het is de kunst om je daardoor niet klein te laten krijgen en creatief te blijven.”

Dan zijn we bij de grens. Toen nog met paspoortcontrole. Een paar honderd meter voor de douane stopt Mzwayi en zegt: “Jij rijdt de grens over”. Ik kijk hem aan en begin te lachen. De vorige keren dat we deze trip maakten, werden we steevast gestopt en mochten we de hele kofferbak leeghalen. Daar was ik zó boos van geworden en dat heb ik de douaniers laten weten! Mijn protest maakte echter geen enkele indruk. Mzwayi legde me uit dat hij ook kookte van verontwaardiging, maar hij wist door schade en schande allang dat tirades eerder een omgekeerd effect hebben. Ik dacht mijzelf en mijn studievriend te helpen door voor hem op te komen. In werkelijkheid bracht ik hem in verlegenheid. Het plezier van de dag was er destijds grotendeels door vergald.

We ruilen van plek en ik rijd naar de controlepost. De douanebeambte kijkt met doordringende ogen de auto in en zegt “Paspoort, alstublieft”. Met een glimlach en een onschuldige bambi-blik in mijn helderblauwe ogen overhandig ik de documenten. Hij kijkt en knikt dat we door mogen rijden.

Bij de eerstvolgende benzinepomp zet ik de auto aan de kant. We proesten van het lachen dat onze wisseltactiek het nare kofferbakritueel én mijn ineffectieve reactiepatroon lijkt te hebben voorkomen. We hebben er de hele dag nog plezier om.

‘Politics of skin colour’ noemt Mzwayi het plechtig. Of was het toch vrouwelijke charme…?
 
 
Bijna 25 jaar geleden gebeurd. Een andere tijd. Voor mij betekenisvol als één van de eerste keren dat ik als ‘witte autochtoon’ concreet voelde hoe vernederend een discriminerende behandeling is. En hoe het een zaak van wit én zwart en/of man én vrouw samen is om te bedenken hoe we ermee om willen en kunnen gaan.
 
Hebben wij ‘het systeem’ veranderd? Nee. We veranderden allebei onze reáctie op het systeem. Mzwayi liet het niet over zich heen komen en ik schoot niet in een frontale aanval. Door een inkijkje in elkaars belevingswereld vonden we een creatievere oplossing die lol bracht in plaats van pijn.
 
In deze tijd lijken de ‘speldenprikken’ in Nederland rond afkomst en huidskleur harder te worden.
Creativiteit gevraagd…

 
 
Wat is jouw ervaring met ‘speldenprikken’? Hoe ga jij ermee om?
 

Onze excuses, u kunt momenteel niet reageren